Abraham Post (10) en Neeltje van der Drift (11)

Abraham
Image VL00059
Het uniform van het Vierde Regiment Infanterie uit de tijd dat Bram in het leger diende.
Mijn overgrootvader Abraham (zijn roepnaam is Bram) wordt op 17 juli 1847 in Rijswijk geboren. Zijn ouders zijn Gerrit Post (20) en Lijsje van Oosten (21). Zijn vader werkt waarschijnlijk op de boerderij bij opa Arij Post. Bram is het tweede van vijf kinderen, van wie drie volwassen worden. Het gezin verhuist in 1851 naar Stompwijk en in juni 1855 naar de zuidpunt van de Haarlemmermeer. Bram leert netjes schrijven, vermoedelijk gaat hij in Sassenheim naar school, dat is dichtbij en bovendien wordt er in de Haarlemmermeer pas in 1860 bij hen in de buurt onderwijs gegeven. Wanneer hij twaalf jaar is sterft zijn moeder.
In 1866 meldt Bram zich aan voor de militaire dienst. Hij geeft bij die gelegenheid op scheepsjager te zijn. Dat beroep oefent zijn vader, naast het hebben van een boerenbedrijfje, ook uit. Bram wordt ingeloot en in mei 1867 ingelijfd in het Vierde Regiment der Infanterie in de Morspoortkazerne te Leiden. Hij moet, zoals iedere dienstplichtige in die tijd, vijf jaar lang in het leger! Gedurende de Frans-Duitse oorlog (1870-1871) ligt zijn regiment in Alkmaar.

Image VL00059a
De Morschpoortkazerne in Leiden.
De loting voor de militaire dienst
Vanaf 1815 was een jongen, wanneer hij negentien jaar werd, verplicht naar het gemeentehuis te gaan om zich op te geven voor de militaire dienst. Daar werden zijn naam en zijn gegevens genoteerd. Vervolgens werd hij opgeroepen voor de jaarlijkse loting en dan moest hij uit een ronddraaiend tonnetje een dichtgevouwen lot trekken waarop een nummer was geschreven. Zo ontstond er een volgorde van kandidaten. Hoe hoger het getrokken nummer, hoe groter de kans dat hij niet hoefde te dienen. Landelijk stelde men vast hoeveel nieuwe soldaten er per lichting nodig waren en hoeveel een bepaald district moest leveren. Daarna pas hoorde de jongeman of hij in- of uitgeloot was. In de negentiende eeuw was het voor rijke mensen nog mogelijk voor hun zoon een plaatsvervanger te kopen, na 1898 moest iedereen die inlootte in militaire dienst. Tot 1938 bleef dit systeem bestaan.

Neeltje
Mijn overgrootmoeder Neeltje wordt in Hazerswoude geboren op 1 oktober 1843 als dochter van Arij van der Drift (22) en Antje van Walen (23). Haar vader is boerenarbeider. Neeltjes ouders krijgen zeven kinderen. Drie van hen sterven als baby en een dochter op elfjarige leeftijd. In april 1858 verhuist het gezin naar de Haarlemmermeer. Neeltje zal wel boerenmeid of dienstbode zijn geweest, een meisje uit haar milieu moest altijd op die manier de kost verdienen. Schrijven heeft Neeltje blijkbaar niet, of niet voldoende geleerd, bij haar huwelijk kan ze haar handtekening niet zetten.

Abraham en Neeltje
Image VL00060
De handtekening van Abraham Post op zijn huwelijksakte. Daaronder die van zijn vader Gerrit Post en van zijn schoonouders Arij van der Drift en Antje van Walen. De bruid, Neeltje van der Drift, kon niet schrijven.
Bram en Neeltje trouwen op 5 april 1872 in de Haarlemmermeer. Omdat Bram tot mei van dat jaar nog in het leger zit, heeft hij daar toestemming voor nodig van zijn commandant. ‘Krachtens &..verleent de ondergeteekende kommanderende officier van opgemeld korps bij deze toestemming tot het aangaan van een huwelijk aan den milicien der ligting 1867 POST ABRAHAM. Het bestuur der gemeente waar het huwelijk wordt voltrokken wordt verzocht daarvan kennis te geven aan de Hoofdadministratie des regiments te Gouda. Leiden, den 26e Februarij 1872, De Kolonel (handtekening) W. von Wrangel auf Lindenberg’. Waarom wacht Bram niet tot eind mei met trouwen, dan was al die rompslomp niet nodig geweest. Of wil Neeltje het niet langer uitstellen? Ze is zwanger en brengt op 9 september een dochter ter wereld, mijn grootmoeder Elisabeth (5). Bram en Neeltje gaan wonen aan de Ringdijk (later wordt dat gedeelte ervan de Lisserdijk genoemd), dichtbij of in het ouderlijk huis van Bram. Hij staat te boek als arbeider. Gaat hij zijn vader op het bedrijf helpen?
Dat doet hij in ieder geval niet zo lang, in 1875 hebben ze een adres in Huigsloot, een stukje ‘oud’ land in de nieuwe polder, en Bram is weer scheepsjager. In 1876 gaat het gezin verhuizen naar de Huigsloterdijk, tegenover Oude Wetering, waar zijn broer Pieter dan al woont. Die heeft hetzelfde beroep en hij is tevens vrachtrijder. Misschien gaat Bram met hem samenwerken. Vader Gerrit Post komt omstreeks 1880 de gelederen versterken, hij strijkt neer naast Pieter. Er waren in die tijd in de Haarlemmermeer twintig tot dertig scheepsjagers, er was blijkbaar wel een boterham mee te verdienen.

Het gezin van Bram en Neeltje
Het echtpaar krijgt vijf kinderen. Op Elisabeth volgt een tweeling, die in 1875 wordt geboren; zoontje Arie sterft al vrij snel, dochtertje Hester blijft in leven. Dan komen er nog twee, Gerardus en Antje, die tijdens de difterie-epidemie van 1883 een paar dagen na elkaar overlijden, zes en vier jaar oud. Arme ouders!
In een verslag uit 1883 van de christelijke school in Oude Wetering, waar Elisabeth en haar zusje Hester onderwijs krijgen, staat: ‘In de laatste helft van ’83 zijn negen kinderen onzer school overleden, meest diphterites’. Verder worden er geen woorden aan gewijd, zo bijzonder is het niet.

Difterie is een heel besmettelijke infectieziekte. De slijmvliezen van de keelholte gaan ontsteken en opzetten, zodat de ademhaling wordt bemoeilijkt. De patiënt moet vreselijk hoesten en heeft het erg benauwd. Wanneer de keel helemaal dicht zwelt stikt hij. De verwekker van de ziekte, een bacil, scheidt giftige stoffen af die o.a. de hartspier kunnen verlammen. Gerardus en Antje zijn dus gestikt of aan een hartstilstand overleden. Ik hoop het laatste.

In 1887 sluit het gezin, dat kerkelijk bij Oude Wetering hoort, zich aan bij de mensen die daar uit de Hervormde Gemeente stappen (zie Jacob van der Blom (14)). Elisabeth en Hester worden dienstbode, de eerste bij boer Bos op de Lisserweg en de laatste bij boer Kroon aan de Huigsloterdijk.

Na 1890
Voor Bram en Neeltje breekt er een tijd aan waarin ze heel vaak van woonplaats veranderen. In mei 1891 gaan ze naar Rijnsaterwoude en in maart 1893 naar Sassenheim. Bram is inmiddels geen scheepsjager meer, maar arbeider, dat ligt voor de hand in die dorpen. Vanwaar die radicale ommezwaai? Hoewel de zeilvaart iets afneemt ten gunste van de stoomvaart blijft er toch zeker genoeg te doen voor scheepsjagers. Is er onenigheid in de familie? In januari 1894 verkassen Bram en Neeltje naar Lisse. Bram wordt nu handelaar in manufacturen. Daarna volgen diverse verhuizingen, soms met maar een paar maanden tussentijd, steeds tussen Sassenheim en Lisse. Omdat ze voortdurend van de ene plaats naar de andere trekken zal Bram wel geen winkeltje hebben gehad, maar met zijn spullen langs de deuren zijn gegaan. Zoeken ze iedere keer een nog goedkoper huisje?
Hun dochter Elisabeth (5) trouwt in augustus 1893 met een jongen van de Huigsloterdijk, Arie Cornelis Snaterse (4). Ze krijgt twee zoontjes, Teun (2) en Bram, en een dochtertje dat slechts één jaar wordt. Elisabeth sterft in mei 1900.
Haar zusje Hester trouwt in augustus 1901 in Lisse met Sije Algera. Zij krijgt een dochter, Neeltje, en daarna twee baby’s die maar enkele weken oud worden. Hester overlijdt in juli 1906 in Leiden in het ziekenhuis. Zij was de laatste van de kinderen van Bram en Neeltje. Wat een ontzettend verdrietig leven hebben die mensen gehad.

De laatste jaren van Bram
Image VL00062
Deze man draagt, net als Bram op latere leeftijd, een kalotje op zijn waarschijnlijk kale hoofd.
Neeltje wordt 67 jaar, zij overlijdt in Lisse op 10 december 1910.
Bram heeft nu zijn hele gezin overleefd. Ondanks het feit dat hij een kleinkind in Lisse en twee in de Haarlemmermeer heeft, en ook zijn broers en hun gezinnen daar nog steeds wonen, gaat hij in maart 1911 naar Rijswijk. Waarom? Hij bracht in dat dorp alleen de eerste vier jaar van zijn leven door, dus herinneringen kan hij er niet aan hebben en er kunnen hoogstens wat verre familieleden zitten.
In Rijswijk heeft Bram in het begin een adres in de Schoolstraat, maar hij gaat waarschijnlijk al gauw naar het bejaardentehuis Onderwatershof aan de Kerklaan. Hij sterft op 19 augustus 1928, op 81-jarige leeftijd. Een begrafenisondernemer geeft zijn overlijden aan.
Hoewel Bram niet naast de deur woonde, hield hij kontact met zijn kleinkinderen. Hij logeerde regelmatig bij zijn schoonzoon Arie Cornelis Snaterse (4) en diens tweede vrouw in hun woning aan de Lisserweg in de Haarlemmermeer en op de bruiloften van zijn kleinzoons Teun (2) en Bram was hij aanwezig. Hij bracht in de twintiger jaren zelfs een keer een bezoek aan Teun in Amsterdam. Voor iemand die niet meer zó jong is een hele onderneming, maar het openbaar vervoer was in die tijd veel fijnmaziger dan tegenwoordig, tussen vrijwel alle plaatsen liep een trein of een tram. Volgens een tante van mij was Bram ongeveer 1.80 m. lang, had hij altijd een zwart pak aan en droeg hij een ouderwets kalotje. Hij was een aardige, gezellige man.
Van mijn moeder weet ik dat Bram erg trots was op Teun (mijn vader). Die werkte bij een accountantskantoor in Amsterdam en hij droeg een witte boord en een hoed in plaats van een pet, in Brams ogen een teken dat hij een belangrijk man was. In Onderwatershof zat hij flink op te scheppen over zijn geslaagde nakomeling. Het kan niet anders of hij moet heel eenzaam zijn geweest, maar hij maakte er blijkbaar het beste van en hij beleefde gelukkig vreugde aan zijn kleinkinderen.

Image VL00063
Het bejaardentehuis Onderwatershof in Rijswijk in 1900.
Het bejaardentehuis Onderwatershof in Rijswijk werd in 1850 gebouwd, bekostigd door een dame van die naam. Het was bestemd voor armlastige oude mensen, die niemand hadden die voor hen kon zorgen.
Het zal wel net zo zijn geweest als alle andere bejaardentehuizen uit die periode. Mannen en vrouwen sliepen, uiteraard gescheiden, in slaapzalen. Eén kastje met enkele persoonlijke spullen en wat kleren was hun enige bezit. In een grote gemeenschappelijke ruimte aten ze en brachten ze de rest van de dag door. De vrouwen moesten helpen met aardappels schillen en andere klusjes. Materiële zorgen hadden die oudjes niet meer, ze waren verzekerd van voedsel en een dak boven hun hoofd en in de meeste inrichtingen kregen ze wat zakgeld, maar hun vrijheid waren ze kwijt. Er golden strenge regels en degene die zich daar niet aan hield werd gestraft. Hij of zij werd zonder eten naar bed gestuurd, mocht een weekje niet naar buiten, enzovoort. De lijfstraffen die in het midden van de negentiende eeuw nog werden toegepast, zullen in Brams tijd wel tot het verleden hebben behoord.
Voor één of meer dagen naar familie gaan, wat Bram wel eens deed, moest toestemming worden gevraagd. Vaak was de zondagse kerkgang verplicht.
Tot ver in de twintigste eeuw zijn dit soort bejaardentehuizen met hun strenge regimes blijven bestaan.

Deze website is gemaakt en ontworpen door NMMOnline.