Arij de Grauw (60) en Heiltje Groenendijk (61)

Het geslacht De Grau, De Grauw of De Graauw
Oorspronkelijk komen de De Grauws uit wat nu België heet. In Mechelen woonde een Paulus de Grauw, die daar in 1562 begraven werd in de St. Romboutskerk. Een kleinzoon van hem, Hendrik (*1594), ging rond 1630 samen met een neef naar de Noordelijke Nederlanden en ze vestigden zich in de omgeving van Moerdijk, een streek die toen bij Holland hoorde en tegenwoordig bij Noord-Brabant. Ze verhuisden niet omdat ze een protestantse overtuiging hadden, de De Grauws bleven rooms-katholiek. Een achterkleinzoon van Hendrik, Mattheüs (1726-1776), trouwde in augustus 1756 in Klundert met Catharina de Beer (1735-1789), een calvinistische vrouw. Hun kinderen werden gedoopt in de gereformeerde kerk van Zevenbergen. De tweede van die kinderen was Arij.

Arij
In het doopregister van Zevenbergen staat geschreven: ‘2 Januarij 1757, een kind gedoopt van Mattheüs De Graú en Catharina De Beer, met name Arij, zijnde ten doop gehouden door den Vroedvrouw Maaiken Van der Put, die van wegens den Moeder van het kind op het formulier heeft geantwoord, mits de Vader van den Roomsche Religie is’. Later wordt Mattheüs lid van de Gereformeerde Kerk.
Arij’s ouders krijgen acht kinderen, van hen sterven drie op jonge leeftijd. Vóór hun ondertrouw in maart 1756 heeft Catharina al een zoon ter wereld gebracht, Willem, die erkend wordt door Mattheüs.

Een postmeester in Moerdijk
Van Arij’s jeugd weten we alleen dat zijn vader postmeester was in Moerdijk, een klein plaatsje zonder eigen kerk. Onderwijs aan de kinderen werd er wel gegeven. In die tijd was er bij Moerdijk een veerverbinding over het Hollandsch Diep, op de route van Antwerpen naar Rotterdam, waar alle post tussen Vlaanderen, Brabant en Holland moest worden overgevaren, een belangrijk knooppunt dus. De Brabantsche Posterij was in Zevenbergen gevestigd, mogelijk was dat Mattheüs’ werkgever.

Het werk van een postmeester
In de laatste helft van de achttiende eeuw was een postmeester een door de, meestal, plaatselijke overheid benoemde en betaalde beambte. Zijn huis was een distributiepunt, waar postiljons te paard de brieven uit andere steden afleverden en een vrachtje voor de terugweg ophaalden. Hij zag er op toe dat de poststukken door de bodes werden bezorgd (en afgerekend, de ontvanger betaalde) of met de juiste zending werden doorgestuurd en hij voerde de daarbij behorende administratie. Uitsluitend inwoners van grotere plaatsen konden post versturen of ontvangen, het platteland was te dunbevolkt.

Het posthuis van Mattheüs was hoogstwaarschijnlijk ook een veerhuis, waar op de boot wachtende reizigers konden eten en drinken. Er was ongetwijfeld een grote stal bij voor de paarden van de postiljons en die van de gasten. Het feit dat in ieder geval twee van zijn vier zonen later een herberg met een stalhouderij hadden, lijkt me niet toevallig. Ze moeten in hun jeugd het vak hebben geleerd.

Arij naar Zwammerdam
Het volgende waarin we iets over Arij kunnen lezen is zijn huwelijksakte in het schepenboek van Nieuwkoop, gedateerd 17 december 1799. Hij is dan bijna 43 jaar. ‘Arij de Graauw, Jongeman, geboren aan de Moerdijk onder de Clundert, woonende te Zwammerdam’. Dat ‘jongeman’ betekent dat hij niet eerder getrouwd is geweest.
Image VL00093
Het dorp Zwammerdam, gelegen aan de Oude Rijn, vanaf de oever in de gemeente Bodegraven gezien. Prent uit de achttiende eeuw.
In mei 1800 stuurt de kerkenraad van Klundert een borgbrief (zie box) naar de gemeente Nieuwkoop. Daarin verklaren ze dat zij Arij de Grauw zullen onderhouden, mocht hij daar ‘tot behoeftige omstandigheden komen te vervallen, wat God genadiglijk verhoede’.
Deze borgstelling voor Arij was louter een formaliteit. Hij woonde vóór en na zijn huwelijk in Zwammerdam, niet in Nieuwkoop, en hij had klaarblijkelijk geld genoeg om zich vrij te kunnen vestigen, anders had hij een dergelijk document al bij zijn komst in Zwammerdam moeten hebben. Het kan zijn dat hij pas bij zijn ondertrouw heeft gehoord dat zo’n brief afgeven in zijn geval verplicht was bij het sluiten van een huwelijk en toen beloofd dat hij het wel een keer zou regelen. Een berichtje sturen naar zijn broer Willem, ‘klapzweepende voerman’ in Moerdijk, was vermoedelijk voldoende om dat te doen.
Wanneer Arij naar Zwammerdam ging kon ik niet achterhalen. Sinds 1785 woonden zijn broers Hendrik en Cornelis daar, ze hadden er een stalhouderij met rijtuig- en paardenverhuur. Waarom zij uit de omgeving van Moerdijk vertrokken weet ik niet. Hendrik kocht in 1789 in Zwammerdam een herberg aan de dijk, met een grote stal en een overdekte kolfbaan, ‘alwaar is uithangende de Prins van Orange’. Koopsom f 4000,-, een niet gering bedrag in die dagen. Deze herberg was eveneens rechthuis, de schepenen hielden daar dus zitting. Vanaf 1796 was Hendrik ook nog beurtschipper op Den Haag. Ging Arij bij hem werken?
De jongere broer van Hendrik, Cornelis, trouwde in 1797 met een weduwe, die een boerderij in Aarlanderveen had. Naderhand kocht Cornelis grond en een duur huis. Had hij zijn aandeel uit de herberg gehaald en kwam Arij met een buidel geld naar Zwammerdam om zijn plaats in te nemen? Helaas is er van Arij tussen zijn geboorte en zijn huwelijk niets te vinden in de annalen. Het enige dat ik aantrof was zijn naam in het lidmatenboek van de kerk van Zevenbergen uit die jaren, met als aanduiding: ‘woonende in ‘t land van de Moerdijk’. Zonder datum en bovendien, is hij echt ‘onze’ Arij?

Borgbrieven of akten van indemniteit
Er waren vroeger veel mensen die financieel moesten worden ondersteund door de kerk (diaconie, voor de eigen leden) of door de overheid (armbestuur, voor de overige armen). Met name in de winter klopten veel behoeftigen aan bij de genoemde instellingen, die natuurlijk geen onbeperkt budget hadden. Daarom werd er aan het einde van de zeventiende eeuw landelijke bepaald dat iemand die uit zijn geboorteplaats vertrok een borgbrief moest meekrijgen, waarin stond dat die gemeente de kosten zou dragen, mocht degene die het betrof tot armoede vervallen. Wanneer je onvermogend was kon je je nergens vestigen zonder een dergelijk document af te geven. Zo beschermde elk dorp en elke stad zijn eigen armenkas tegen misschien profiterende nieuwkomers. Naarmate de economische situatie in de achttiende eeuw verslechterde, werd de periode waarvoor de borg gold steeds korter.
De regels werden soepel toegepast bij de gegoede burgers, de meeste plaatsen vroegen aan hen geen akte van indemniteit. Maar, ongeacht zijn financiële situatie, wel aan een man die ergens wilde gaan trouwen waar hij niet woonde. Dan was men daar wettelijk verplicht zo’n borgbrief te eisen. Deze regeling werd in 1818 opgeheven.

Heiltje
Haar naam wordt op allerlei manieren geschreven: Heiltje, Heijltje of Hijltje. Heiltje wordt in Zwammerdam geboren, op 17 juli 1774. Haar ouders zijn Dirk Gerritszoon Groenendijk en Margje Gijsbertsdochter van Leeuwen, die in 1766 in Bodegraven zijn getrouwd. Zij heeft twee broers, Gerrit en Gijsbert.

Arij en Heiltje
Arij en Heiltje trouwen op 17 december 1799 in Nieuwkoop. Daar woont Heiltje op dat moment. Daarna vertrekken ze naar Zwammerdam, waar vier maanden later hun zoon Mattheüs ter wereld komt. Anderhalf jaar later volgt mijn betovergrootvader, Dirk (30). Na hem krijgen Arij en Heiltje nog drie kinderen, in Bodegraven.

Arij in Bodegraven
In 1802 of 1803 verhuist Arij met zijn gezin van Zwammerdam naar Bodegraven, wat niet zo heel veel hoeft te betekenen, die gemeente ligt aan de overkant van de Oude Rijn. Daar staat hij als koopman geregistreerd op de patentenlijst van 1809; de gegevens van de jaren daarvóór zijn niet bewaard gebleven. En wat dat ‘koopman’ precies inhoudt is niet bekend. (Patent: belasting om een beroep te mogen uitoefenen, ingevoerd in 1806). Ik geloof nooit dat hij met fournituren of iets dergelijks de boer opging, per slot van rekening hadden de jongens De Grauw geld, getuige het feit dat Hendrik op 29-jarige leeftijd f 4000,- uit te geven had. Met het oog op het latere café en de stalhouderij denk ik dat de kans groot is dat Arij drankleverancier of paardenhandelaar was.

Naar Leimuiden
In het schepenboek van Leimuiden staat dat op 15 april 1811 Arij de Grauw, wonende te Leimuiden, koopt: ’een Huijs, Erven en Tuijn met daarnevens een sterke groote Wagenschuur met daar op een sterke Hooy of Kooren Zolder, staande en gelegen in het Dorp van Leijmuiden’. De plaats wordt nauwkeurig beschreven. Het geheel ligt aan de bocht van de Heerenweg en het bij het huis behorende gedeelte daarvan moet Arij onderhouden. De kavel is 117 Rijnlandse roeden, dat is ongeveer 1650 m2. In de akte wordt ook nog vermeld dat Arij de gevraagde f 600,- heeft betaald. De koop was dus vóór 15 april mondeling gesloten, maar bij de overdracht van onroerend goed was men verplicht de overeenkomst te laten bekrachtigen door de overheid. Vandaar dat er staat dat Arij in Leimuiden woonde, hij zat vast al eerder in dat pand.

Image VL00095
De herberg van Arij lag in de bocht van de Heerenweg, een stuk van de hoofdweg tussen Rotterdam en Amsterdam. Van de oude bebouwing is niets meer over.

In hetzelfde jaar draagt Arij voor de eerste keer patentbelasting af, om een ‘stalhouderij met paardenverhuur’ en een ‘tappersherberg met kolfbaan’ in bedrijf te mogen hebben. Een tappersherberg is wat we nu een café noemen. Het kolfspel is in die tijd erg populair. Je hebt er een houten stok met een verzwaarde onderkant voor nodig en natuurlijk een bal. Een paal op de baan moet in zo weinig mogelijk slagen worden geraakt. De Heerenweg, die door het dorp Leimuiden loopt, is dan de drukke hoofdweg van Gouda naar Amsterdam. Daar valt wat te verdienen, wie weet stopt de postkoets bij hun huis.

Image VL00096
Een kolfbaan rond 1800. De omheining van het speelveldje hoefde niet hoog te zijn, de bal moest over de grond rollen.

Arij is in 1811 de trotse bezitter van vier koeien, vier paarden en zes schapen en nog twee sjezen (licht, hoog tweewielig rijtuig) en een boerenkar. In sommige akten wordt hij landbouwer (daar vallen ook de veehouders onder), in andere herbergier genoemd. In 1824 heeft hij elf koeien, dertien schapen en vier paarden, zo te zien gaan de zaken vrij goed. Arij is kennelijk redelijk welgesteld, zijn zoon Dirk (30) trouwt met Aaltje Treur (31) en zijn dochter Maria Catharina met Harmen de Rijk, allebei uit de klasse van goed gesitueerde boeren. Je trouwde vroeger uitsluitend met iemand uit je eigen financiële stand.
Image VL00096a
Een foto uit het begin van de twintigste eeuw van de Heerenweg in Leimuiden. Verbazingwekkend dat de hoofdweg tussen Rotterdam en Amsterdam in de tijd van Arij zo smal was. Maar natuurlijk ging het meeste verkeer, zeker het vrachtverkeer, toen over het water.
Image VL00097
Een tekening uit 1831 van een postkoets. Een dergelijk vervoersmiddel zagen Arij en zijn gezin denkelijk enkele keren per dag. Waarschijnlijk stopten ze bij Arij’s uitspanning, hij was niet voor niets op zo’n strategisch punt gaan wonen.
Voordat aan het einde van de negentiende eeuw de kunstmest werd geïntroduceerd had een boer per koe ongeveer een hectare grond nodig. Vermoedelijk pachtte Arij een flink stuk land in de polder en misschien had hij daarnaast nog het gebruik van hooiland elders. Pachten gebeurde overwegend onderhands, dus bewijs is er niet. Ik denk dat hij een gecombineerd bedrijf had, zoals dat in het verleden veel voorkwam. Een niet al te grote woning aan de weg, waar in een kamer aan de voorkant drank werd geschonken voor de gasten, een kolfbaan op het terrein en een ruime stal voor de paarden en de wagens. Verder gewoon een boerenbedoening, wat fruitbomen bij het huis, een moestuin, een hakhoutbosje voor brandstof en het vee op weiland in de polder. Heiltje en haar nichtje Antje Groenendijk, die er dienstbode was, zullen wel kaas en boter hebben gemaakt. En natuurlijk hadden ze, zoals iedereen, rondscharrelende kippen en een varken dat werd vetgemest.

Image VL00097a
Een boerin en haar dienstmeid in de ruimte voor het bereiden van boter en kaas. Daar hadden de vrouwen het maar druk mee, want twee keer per dag kwam er een hoeveelheid verse melk binnen, die meteen moest worden verwerkt. Ook moest het gedeelte van het huis waarin dat gebeurde brandschoon worden gehouden.
En verder
Heiltje overlijdt op 6 juni 1826, bijna 52 jaar oud, en Arij op 4 september 1828, op 71- jarige leeftijd. Hun zonen Mattheüs en Dirk (30) zetten het boerenbedrijfje voort, hun zonen Gijsbert en Johannes gaan naar Aarlanderveen en worden herbergier.

Deze website is gemaakt en ontworpen door NMMOnline.