Teunis Snaterse (8) en Elisabeth Verheul (9)

Teunis
Mijn overgrootvader Teunis wordt in Reeuwijk geboren op 5 mei 1829, als zoon van Arij Snaterse (16) en Neeltje van Es (17). Zijn vader is werkman, hoogstwaarschijnlijk in de turfwinning. Zijn ouders zijn arm, ze wonen in kleine arbeidershuisjes, overwegend in de wijk Vogelenzang in de gemeente Reeuwijk, middenin het veengebied van Sluipwijk.
Teunis is het vijfde van de elf kinderen van Arij en Neeltje. Zes van hen sterven vóór ze anderhalf jaar oud zijn, dus Teunis komt al jong in aanraking met veel verdriet, helaas toen heel gewoon. Zijn moeder overlijdt in maart 1839, zijn vader hertrouwt in april 1844 met een weduwe.
Teunis gaat als enige van de kinderen naar school, in ieder geval langer dan de rest, want zij kunnen later hun naam niet schrijven en hij wel. En nog netjes ook. Dat hij meer onderwijs krijgt dan zijn broertjes en zusjes, die ongetwijfeld vaak moeten werken om een paar centen te verdienen, komt denkelijk door het feit dat hij een verlamde linkerarm heeft, want met zo’n beperking kun je weinig doen om het gezinsinkomen aan te vullen. Misschien kan hij in de zomermaanden ‘treden’ in het veen. Is zijn slappe arm het gevolg van een beknelling bij de geboorte, of van een ongeluk? Of is het een restant van kinderverlamming? Wat zal hij op school zijn gepest! Zo ging dat vroeger, iedereen die een beetje afweek van het gangbare, was een mikpunt van spot en ‘grappen’.
In het bevolkingsregister van Reeuwijk is in 1848 genoteerd dat Teunis geen beroep heeft en hij is dan al negentien jaar. Maar bij de loting voor de militaire dienst, eveneens in 1848, geeft hij op dat hij arbeider is. (Uit zijn signalement blijkt dat hij 1.71 m. lang is, lichtbruin haar en blauwe ogen heeft en dat zijn neus en mond klein zijn. Bij ‘merkbare teekenen’ staat: de linkerarm verlamd.) Wanneer zijn vader in mei 1857 sterft en Teunis dat gaat aangeven, zegt hij boerenknecht te zijn. Is het waar, of maakt hij het mooier dan het is? Hoe belemmerend zijn handicap was is dus niet helemaal duidelijk, maar dat hij daar veel hinder van heeft ondervonden staat buiten kijf. Om een voorbeeld te noemen: hij kon uiteraard niet roeien en dat was in het plassengebied waar hij woonde een gemakkelijke en soms de enige manier om je te verplaatsen.

Teunis in Oude Wetering.
Nadat zijn vader is overleden gaat Teunis, die als laatste van de kinderen nog thuis was, vermoedelijk naar de Haarlemmermeer, waar zijn twee jaar oudere broer Jan werkt. De leefomstandigheden destijds in die polder staan beschreven in de verhalen over Jacob van der Blom (14), Gerrit Post (20) en Arij van der Drift (22).
Teunis’ zuster Mijntje woont in Alphen aan de Rijn; wanneer ze weduwe wordt vertrekt ze in november 1860 met haar twee dochtertjes naar Oude Wetering in de gemeente Alkemade. Daar huurt Mijntje samen met Teunis een huisje en ze begint een winkeltje. Jan blijft in de Haarlemmermeer, aan de overkant van het water.
In november 1862 hertrouwt Mijntje en zij en haar man breiden het winkeltje uit. Als bijverdienste geven ze onderdak aan een aantal arbeiders, Mijntje wordt slaapsteehoudster, zoals dat heet. Jan gaat werken in Nieuwkoop, en na wat omzwervingen belandt hij in Haarlem, waar hij in 1905 overlijdt in een bejaardentehuis. Hij is zijn leven lang vrijgezel gebleven.

Winkeltjes
Vroeger hadden veel vrouwen een winkeltje aan huis, eenvoudigweg in een gedeelte van de kamer of in het klompenhok. Het leverde geen kapitalen op, maar alle beetjes helpen en het was goed te combineren met een gezin. Ze verkochten enkel één of twee artikelen, zoals snoep of garen en band, koffiebonen en thee, zout en groene zeep, stroop en azijn, of wat er nog meer voor een huishouding nodig was. Adverteren hoefde echt niet, want iedereen in het dorp wist wat hun nering was. Alle levensmiddelen zaten onverpakt in een vat of in een kist, de mensen brachten meestal zelf iets mee om hun aankoop in te vervoeren. Grote hoeveelheden waren dat nooit, ze moesten per week uitkomen met hun karig loon. De klanten kwamen gewoon achterom en dat was meteen een mooie gelegenheid om even bij te praten.

Het trouwen van Mijntje en het vertrek van Jan maken dat Teunis er alleen voor staat. Ik denk dat zijn broer en later zijn zus zich over hem hebben ontfermd, omdat het voor hem moeilijk is om zelfstandig te wonen door zijn verlamde arm. Maar hij is al 33 jaar en ze kunnen niet altijd voor hem blijven zorgen. Wordt er min of meer een huwelijk voor hem gearrangeerd?
De eerste man van Mijntje was Jan Verheul en een zuster van hem, Elisabeth (9), is net als Teunis 33 jaar en nog ongetrouwd. Ze woont in Leiderdorp. Haar broer Arie Verheul zit wel sinds enige tijd in de zuidhoek van de Haarlemmermeer, maar het is haast uitgesloten dat Elisabeth dikwijls bij hem of bij Mijntje in Oude Wetering op bezoek gaat. De (hemelsbreed) dertien kilometer die hen scheidt is heel wat, want die moet door haar bijna zeker lopend worden afgelegd, en dat over nauwelijks begaanbare wegen. En àls ze al de tijd heeft om weg te gaan, gaat een vrouw niet zonder gezelschap op pad. Daardoor kennen Teunis en Elisabeth elkaar niet zo erg goed, veronderstel ik, wanneer ze op 14 mei 1863 in Oude Wetering elkaar het jawoord geven.

Image VL00046
Links staat het arbeidershuisje (met vier ramen) waar Elisabeth Verheul opgroeide. Daarnaast de schuur en de boerderij van de werkgever van Elisabeths vader. Deze foto van Benthuizen is rond 1925 gemaakt.
Elisabeth
Mijn overgrootmoeder Elisabeth wordt op 22 augustus 1829 geboren in Benthuizen. Haar ouders zijn Cornelis Verheul (18) en Dirkje Verburg (19). Haar vader is boerenarbeider. Betje (volgens een tante van mij was dat haar roepnaam) is het vijfde in een gezin van negen kinderen, van wie vier jong sterven. Betje kan later haar naam schrijven, dus ze gaat in ieder geval een poosje naar school. In 1838 overlijdt een driejarig broertje; kijkend naar de foto van hun huis vraag ik me af of hij is verdronken. Wanneer Betje dertien jaar is verliest ze binnen vijf maanden haar beide ouders, niet lang daarna sterft ook nog het jongste kindje. Wat een droevige jeugd!
Hoe haar leven verliep tussen dan en 1863, toen ze trouwde, is onbekend. In haar huwelijksakte staat dat ze uit Leiderdorp kwam. Ze woonde wellicht bij familie, want haar grootmoeder was uit die plaats afkomstig en twee tantes van vaderskant waren daar getrouwd met een landbouwer. En een boer die een onbemiddeld nichtje in huis nam handelde niet alleen uit christelijke naastenliefde, hij had er een goedkope arbeidskracht bij.
Wanneer je de dertig al bent gepasseerd wil je wel eens je eigen gezin en je eigen bedoeninkje hebben. Betje neemt het aanzoek van Teunis aan.

Teunis en Betje
Na hun bruiloft blijven ze in Oude Wetering wonen. Hoe ze aan de kost komen weet ik niet. Wat kan iemand met een krachteloze arm doen?
Het lijkt me onwaarschijnlijk dat een boer, die vaak moeite genoeg had om het hoofd boven water te houden, een knecht in dienst nam die niet, of niet volledig, in staat was het zware werk van een landarbeider te verrichten. In een tuinderij heb je net zo goed je beide handen nodig. Misschien dat Teunis zo af en toe ergens een klusje opknapte, als hij daar tenminste voor werd aangenomen. Veel mannen hadden geen vaste baan en dus geen vast loon, ze wilden alle voorkomende karweitjes graag aanpakken; Teunis was natuurlijk de allerlaatste die in aanmerking kwam, en dan moest het nog iets zijn wat hij met zijn beperking kon doen. Of misschien ging Teunis met een hondenkar vol koopwaar langs de deuren van afgelegen boerderijen of dreef hij op een andere manier een handeltje. Eén ding staat vast, ze waren arm. Het zal hard nodig zijn geweest dat Betje er een centje bijverdiende door een winkeltje te hebben of door als schoonmaakster of wasvrouw te gaan werken.
In oktober 1865 doet Teunis in Alkemade aangifte van de geboorte van een levenloos kind. Daarna gaan ze verhuizen naar de Haarlemmermeer, naar een woninkje aan de Leimuiderdijk, vlakbij de Lisserweg. Het jaar waarin dat gebeurde staat niet genoteerd. Teunis geeft in oktober 1868 bij het gemeentehuis in Hoofddorp de geboorte aan van zijn zoontje Arie, helaas moet hij ruim drie maanden later die 24 kilometer (heen en terug) naar Hoofddorp weer afleggen om te melden dat Arie is gestorven.
Een broer van Betje, Arie Verheul, is zetboer op een boerderij aan de Sloterweg, zo’n anderhalve kilometer van hun huis. Het is mogelijk dat Teunis en Betje op zijn bedrijf wat gaan helpen met het werk en daar dan een kleinigheid voor krijgen en een hapje mee-eten. Want het bijstaan van je minder bedeelde familie is in die tijd doodgewoon. Was dat de reden voor hun komst naar de Haarlemmermeer?

Image VL00047
Handtekeningen van Teunis en Elisabeth.

De kinderen
Op 5 januari 1871 wordt mijn grootvader, Arie Cornelis (4), geboren. Betje is al 41 jaar, daarom nemen ze het zekere voor het onzekere en vernoemen ze hun zoon naar beide grootvaders. In december 1872 komt hun dochter Dirkje ter wereld. Teunis en Betje zijn ongetwijfeld erg blij dat ze twee gezonde kinderen hebben gekregen (Arie Cornelis zal 80 en Dirkje 83 jaar worden), terwijl ze er, wie weet, niet meer op rekenden. Afgezien van de vreugde van het ouderschap, het betekent voor hen dat ze verzorgd zullen worden wanneer ze bejaard zijn.
Waar ze Arie en Dirkje naar school laten gaan is niet te achterhalen. Dàt ze onderwijs krijgen is duidelijk, Arie heeft later een keurig handschrift. Er is in Oude Wetering een christelijke school, maar of Teunis en Betje ‘fijn’ genoeg zijn om hun kroost daar naartoe te sturen is nergens uit op te maken. Ze stappen in 1887 niet uit de Nederlands Hervormde Kerk (zie Jacob van der Blom (14)), zoals een groot deel van ‘de kleine luiden’; ook in de negentiger jaren staan ze in het bevolkingsregister vermeld als N.H.. En dan is het aannemelijk dat ze kiezen voor het openbaar onderwijs. Bovendien is dat gratis, terwijl de christelijke school een bijdrage vraagt.

Hun oude dag
In december 1876 overlijdt Arie Verheul kinderloos; op de boerderij komt een andere zetboer. Ik heb het vermoeden dat Teunis en Betje door Arie een beetje geholpen zijn en daar is nu een einde aan gekomen. Hoe het ook zij, wat voor werk ze doen om brood op de plank te krijgen blijft een vraag. Teunis staat weliswaar geregistreerd als arbeider, maar dat zegt niet veel, het is dikwijls een klassenaanduiding. Het zal wel hetzelfde bij elkaar scharrelen van een paar centen zijn als wat ze waarschijnlijk voorheen in Oude Wetering deden, mogelijk zo nu en dan bijgestaan door de diaconie. Ik denk dat de kinderen in de schoolvakanties de handen uit de mouwen moeten steken om iets te verdienen.
Het gezin verhuist na 1880 naar een woninkje in een rijtje aan de Huigsloterdijk, een paar honderd meter van hun oude stek. Wanneer zoon Arie dertien jaar is gaat hij als pakhuisknecht aan de slag bij de graanhandel Van Geel, later Bos en Nugteren. Zoals gebruikelijk is draagt hij zijn loon aan zijn ouders af, dat is al een hele verlichting. Ook Dirkje moet vanzelfsprekend na haar schooltijd een dienstje zoeken.
Op 6 december 1891 overlijdt Teunis op de leeftijd van 62 jaar. Zijn dood is kennelijk niet onverwacht, want zijn broer Jan is uit Haarlem overgekomen. Die doet een dag later aangifte bij het gemeentehuis, de minderjarige Arie mag dat niet doen. Vrouwen zijn altijd van dit soort officiële zaken uitgesloten. Dirkje werkt al sinds een jaar in Rijnsaterwoude, dus Betje heeft nu alleen Arie nog maar thuis.

Weduwe Betje
In augustus 1893 trouwt Arie met Elisabeth Post (5) (eveneens een Betje). Moeder Betje verklaart bij die gelegenheid niet meer te kunnen schrijven, ze is het verleerd. Arie en zijn vrouw trekken bij haar in op de Huigsloterdijk. Twee jaar later wordt hun oudste kind, mijn vader, Teunis (2), geboren.
In 1897, wanneer er bij het echtpaar weer een baby op komst is, gaan die verhuizen naar Huigsloterdijk (nu) nummer 36. Ook Betje verkast, naar een woninkje niet ver van haar zoon en schoondochter vandaan. Is het onder één dak zitten niet ideaal gebleken, omdat er daardoor spanningen ontstaan tussen haar en de vrouw van Arie? In zo’n bekrompen ruimte is dat haast onvermijdelijk. Of wordt het leven in een gezin te druk voor haar? Ze is voor die tijd al oud en wellicht gaat haar gezondheid langzamerhand achteruit. Blijkbaar verdient Arie genoeg om twee huisjes te kunnen huren.
Dirkje is in Rijnsaterwoude getrouwd met Abraham van Iperen. Hun huwelijk is niet goed en ze scheiden van tafel en bed. Dat is voor Betje uiteraard een droevige zaak en, niet onbelangrijk in een kleine gemeenschap, zoiets is in die dagen een grote schande. In augustus 1899 gaat Dirkje met haar vierjarig dochtertje Elisabeth bij haar moeder wonen.
Betje overlijdt op 12 december 1899, op de leeftijd van zeventig jaar, het einde van een moeizaam bestaan, vol armoede. Maar misschien is ze toch gelukkig geweest door haar kinderen en kleinkinderen en, wie weet, had ze de gave om van de eenvoudige dingen van het leven te genieten.


Deze website is gemaakt en ontworpen door NMMOnline.